Hoe schrijf je een reportage?

Als je een beetje creatief bent, kan je van elke gebeurtenis een reportage maken. Goede verhalen beginnen vaak bij een vraag of een conflict. Stel jezelf een vraag en ga na hoe je hierop een antwoord kan vinden. Zoek tegenstellingen in de maatschappij of in je eigen buurt, en breng deze in beeld. De clue is dat je meestal niet ver hoeft te kijken om je te verbazen, om dingen te zien die de moeite waard zijn om in beeld te brengen en om tegenstellingen te zien. De mens is ambigu op zich dus de wereld bestaat uit tegenstrijdigheden, het is onze taak als journalist om deze in beeld te brengen.

Het enige wat je echt nodig hebt als aanleiding om een reportage te maken, is een gebeurtenis. Die gebeurtenis kan zo klein zijn als je wilt. Al is het een vogel die een nestje bouwt in je tuin. Eerst is iets op een bepaalde manier, daarna gebeurt iets en daarna is alles anders. Interactie, draagvlak en sfeer(beelden) dragen bij aan het bestaansrecht van de reportage, maar betekenen alleen niets. Geen krant publiceert een verhaal over een verstild beeld, een trend of een op zichzelf staand gesprek. Voeg je deze samen, dan heb je een reportage.

Interactie

Bedenk op voorhand alvast wie je wilt spreken. Dit hoeven niet meteen de mensen te zijn die het meest in de media komen. Sterker nog, dit zijn vaak de meest oninteressante mensen. Zij zijn het gewend om journalisten te spreken en hebben hun praatje allang klaar. Wat fijner is, is een onverwachts gesprek met een voorbijganger. Doe jij dus verslag van een evenement waarbij veel journalisten aanwezig zijn? Dan is de kans groot dat het drammen is om de meest interessante persoon te spreken.

Het gaat niet enkel om praten met mensen, maar ook om het observeren van mensen. Bedenk wie je in je verhaal wilt laten voorkomen en bekijk hen van een afstandje. Noteer bepaalde gedragingen, hun houding, de manier waarop ze overkomen. Dit zijn de personages in je verhaal. Zorg dat ze zo ook vorm krijgen voor de lezer. Wie zijn ze, wat doen ze hier, wat beweegt hun? Maar ook: hoe komen ze over, wat is hun uitstraling? Door hen een karakter toe te schrijven, maak je ze tastbaarder voor de lezer.

Bij het gebruiken van full quotes, zoals we ze noemen, moet je opletten. Ik ga hier even niet in op de specifieke regels met betrekking tot het gebruiken van quotes. Elk medium heeft hiervoor zijn eigen regels, sommige gebruiken liever enkele aanhalingstekens en andere dubbele. Twijfel je? Kijk dan eens in de stijlgids van NRC of van de Volkskrant, en pas hun regels toe. Bij een reportage kan er nogal eens verwarring zijn over wie wat gezegd heeft, aangezien het hier niet gaat om een één op één gesprek dat je opneemt. Het is niet echt te doen om je hele reportage op te nemen, dus je bent in de weer met je pen en papier. Soms roept iemand iets in het wildeweg, wat jij meeneemt in je artikel. Ga dan meteen naar die persoon toe en vraag zijn of haar naam. Liefst noteer je ook contactgegevens, zodat je later contact op kan nemen om te verifiëren of deze persoon dit wel gezegd heeft. Vaak is het ook niet helemaal duidelijk wat de persoon juist zei, en heb je slechts een vaag idee. Gebruik dan liever de bewoording: ‘Hij vindt dat...’, dan een full quote. Hier heb je meer ruimte om de uitspraak in je eigen woorden te interpreteren. Een full quote is ook nooit exact wat iemand zei, omdat spreektaal nu eenmaal geen schrijftaal is, maar het moet wel zo dicht mogelijk in de buurt komen.

(Sfeer)beelden

Om de lezer mee te trekken in het verhaal, moet je een moment kunnen beschrijven zodat hij of zij er middenin staat. Dit doe je aan de hand van show don’t tell. Het gaat hier om kleine momenten, of grote. Zorg dat de lezer staat waar jij ook staat. Dat hij of zij met jou meevoelt, ziet, ruikt, proeft of hoort. Laat zien wat jij ziet. Jij bent de bril van de lezer. Dit zijn de stukken die het verhaal levendig maken, en geloofwaardig.

Als je op pad bent, ga dan niet achter de horde andere journalisten aanrennen. Blijf op een plek waar het rustig is en ga observerend te werk. Spreek je zintuigen aan. Wat zie je? Wat ruik je? Wat hoor je? Houd je pen en papier altijd bij de hand en schrijf alles op. Dit zijn de details die je verhaal tot leven wekken. Je kan denken dat je het allemaal wel zal onthouden, maar dat doe je niet. Als je het achteraf opschrijft zonder notities erbij, worden beschrijvingen vager en abstracter. Dit maakt de tekst minder actief en minder levendig, dus ook minder geloofwaardig. Door het achteraf te beschrijven, neem je afstand van het verhaal. Zit je er tijdens het schrijven middenin, dan is de lezer daar ook.

Draagvlak

Het draagvlak van een reportage bestaat uit twee verschillende aspecten. Ten eerste is het praktische informatie die de lezer met beide voeten op de grond zet. Loshangende gesprekken kunnen leuk zijn om te lezen, grappige momenten en sfeerbeelden ook, maar als we niet weten met wie we praten of waar we zijn, hebben we er niet veel aan. Het geven van context over het wie, wat, waar en wanneer, geeft het verhaal bestaansrecht. Het tweede aspect heeft betrekking op het ‘waarom’ van het verhaal. We weten nu waar we zijn, maar waarom zijn we hier? We weten wie we spreken, maar waarom spreken we deze persoon? We weten wanneer het verhaal zich afspeelt, maar waarom wordt het juist nu verteld? Deze vragen hebben te maken met de actuele relevantie van het verhaal, oftewel het ‘haakje’. Hoe relevant dit haakje is voor het verhaal zelf, hangt af van de plek waar het gepubliceerd wordt.

Schrijven: opbouw en structuur

Je komt terug thuis of op de redactie na een reportage en je huisgenoot of collega vraagt hoe je dag was. Het eerste wat jij tegen hem of haar zegt, dat wordt de opening. Als je bijvoorbeeld antwoordt: ‘De opening was interessant, die kunstenaar was me toch een excentriek figuur. Hij had de hele tijd een papegaai op zijn schouder die met hem meepraatte!’. Dan wordt het beeld van de papegaai op de schouder van de kunstenaar het beeld waar je mee opent. Daar kan je dan bij vertellen wie de kunstenaar is. Bij een reportage waarin je voldoende ruimte hebt, kan je gerust een alinea wijden aan het beschrijven van dit beeld. De geluiden eromheen. De manier waarop andere bezoekers reageerden op de papegaai etc. Het is wel goed als de lezer in deze alinea ook te weten komt waar we zijn en wie de kunstenaar is.

Waarom je er bent, daaraan besteed je ruimte in de tweede alinea. Hierin maak je duidelijk wat de relevantie of het haakje is. Waarom is deze kunstenaar interessant? Is het zijn eerste grote tentoonstelling? Hoe reageerden critici op eerder werk van hem? Wat je maar kan vinden aan informatie die het verhaal kan dragen. Ben je in het natuurpark, dan vertel je in deze alinea dat het net opende. Je wijdt uit over het voorbereidende werk van de boswachter, dat wel een jaar duurde. Of je vertelt hoeveel en wat voor diersoorten in het park rondlopen en waarom dit park nu eens echt uniek is in Europa.

Op deze manier wissel je de alinea’s af. De ene alinea besteedt je aan een actie, een beeld of interactie, de andere aan achtergrondinformatie. Je wisselt zintuiglijk schrijven en gesprekken of quotes dus af met het draagvlak. Zoals gezegd kan te veel aandacht voor het draagvlak of achtergrondinformatie het verhaal droog en saai maken. Een verhaal waarin enkel de acties, beeldende momenten en gesprekken terugkomen, leest weliswaar leuk maar biedt weinig betekenis aan de lezer. De alinea’s moeten niet rechtstreeks op elkaar volgen. Ze moeten natuurlijk op elkaar aansluiten, maar kunnen daarnaast ook apart van elkaar gelezen worden. Als de eerste zin van een alinea rechtstreek verdergaat op de laatste zin van de vorige alinea, is er iets misgegaan.

Ronde eindes zijn populair bij reportages. Het is altijd fijn om aan het einde terug te koppelen naar iets wat je aan het begin zei. Het voelt voor de lezer als thuiskomen. Dat is natuurlijk niet altijd mogelijk en hoeft ook niet echt. Je kan ook eindigen met een mooie conclusie (let hier wel op dat het niet je eigen conclusie is, en je geen boodschap verkondigt) of een beeld. Eindigen met een veelzeggende quote werkt ook goed. Ook eindigen met een vraag, is mooi. Het geeft aan dat je niet altijd alle antwoorden kan vatten, je stelt je hierdoor kritisch op als journalist tegenover het onderwerp en je eigen artikel.

Schrijf zelf een reportage tijdens de cursus journalistiek schrijven.