Tussen waarheid en werkelijkheid, fictie en non-fictie
16 juli 2023 

Tussen waarheid en werkelijkheid, fictie en non-fictie

Als schrijver moet je altijd met de billen bloot, aldus Renate Dorrestein. Ilja Leonard Pfeijffer noemt het ‘je de kleren van het lijf rukken’. Een verhaal is altijd uit het leven gegrepen. Maar nooit het leven zelf. De schrijver is de aap en het kind tegelijk. Ze herhalen wat ze zien, doen dat zonder gêne en op de meest ongepaste manier mogelijk. Ze lachten harden dan de rest, zwijgen stiller en huilen met de pijn van een martelaar. De schrijver is degene die schaamteloos zegt wat andere ‘beschaafde’ mensen niet durven te denken vreugde van de daken schreeuwen wanneer het niet geoorloofd is. De schrijver is schaamteloos. Zo beargumenteert Pfeijffer in één van zijn brieven uit Genua.


De schrijver doet dat allemaal, en doet het allemaal op papier. Hij leeft zijn eigen verhaal én dat van anderen. Dat betekent niet dat hij ze zelf heeft meegemaakt, al lijkt het soms zo. Natuurlijk is het eigen leven, wat men ziet en hoort, de meest authentieke en onuitputtelijke bron aan informatie. Toch zou het je verbazen hoe saai het leven van de meeste schrijvers. Zelfs Henry Miller, wiens zinnen over de sex, drugs en rock ’n roll van het New York uit de jaren vijftig in vuur en vlam lijken te staan, blijkt in werkelijkheid een tamelijk gezapige persoon te zijn die veel waarde hecht aan regelmaat en routine. Wat hij schrijft is niet wat hij meemaakt. Hij heeft het over universele en tijdloze waarheden, niet over zijn eigen persoonlijke werkelijkheid.

Het leven is geen verhaal

Waarom niet? Omdat het leven geen verhaal is. Als we goed kijken, met het oog van een schrijver, dan zien we overal verhalen. Maar om het verhaal te vertellen, moeten we aandikken en verkorten, moeten we janken als een klein kind en kunstjes doen als een aap. Als in het eerste hoofdstuk van een boek een man naar een camping gaat en er daar achter komt dat hij een van zijn tentstokken vergeten is,  een vrouw ontmoet en daarna in een onbedaarlijke hoestbui terechtkomt, verwachten wij als lezer dat al die drie gebeurtenissen iets betekenen. Dat hoeft in het echte leven niet zo te zijn. We ontmoeten elke dag mensen die we daarna nooit meer terugzien, we barsten allemaal in weleens in een hoestbui uit en vergeten regelmatig iets zonder dat het enige consequentie heeft. In een boek echter heeft het allemaal een oorzaak en een gevolg. Dat is tegelijkertijd het mooie en het geruststellende van de wereld van verhalen. Alles houdt verband, niets gebeurt voor niets. Als een personage iets vergeet, dan ligt het object in kwestie waarschijnlijk op een betekenisvolle plek en is het niet zomaar daar vergeten, de ontmoeting met de vrouw kan uitlopen op een liefdesrelatie, of blijkt ze zijn zus te zijn die op haar vijfde vermist raakte? De hoestbui moet wel betekenen dat het personage ongeneeslijke longkanker heeft. Is geen van dat alles het geval, dan voelt de lezer zich bedrogen in de leeservaring? Lezen moet nut hebben. Alles wat in het verhaal gebeurt, moet het personage voortstuwen, en de lezer met hem, anders zijn we het spoor bijster en wordt het verhaal net als het echte leven een grote chaos.

Een verhaal bestaat uit extremen

Juist daarom is het gevaarlijk om bij het schrijven enkel te putten uit eigen ervaringen. Wat je zelf meemaakte is genuanceerd. Jij bent nooit zo uitzinnig woedend geweest als je personage, je hebt nog nooit je schoonmoeder begraven onder de stenen van je huis of je kind uit het raam gegooid in de hoop dat het een been brak en eindelijk eens stil zou moeten zitten. Juist waar je afstand neemt van de beperkingen van het echte leven, begint het avontuur van de fictie – zo beargumenteert Renate Dorrestein. Zij haalt een uitspraak aan van haar vriend Piet Meeuse uit het essay ‘De metamorfose van Elckerlyck’ uit de bunder Oud Nieuws. Hij beweert dat hedendaagse schrijvers van autobiografisch romans het verhaal enkel gebruiken als middel om gelezen en bewonderd te worden. ‘Daar zit het hem in: de literaire cultuur is niet meer een cultuur van verhalen vertellers die zich dienstbaar maken aan een verhaal, maar van schrijvers die het verhaal dienstbaar hebben gemaakt aan hun eigen verlangen om gehoord (en dat wil zeggen gelezen) te worden.’ Het verhaal gaat niet over een persoon, maar om Elkerlyck. Verhalen zijn nooit nieuw, verhalen bestaan al eeuwenlang. Archetypes als de zondares en de overspelige bewonen verhalen al sinds lang voordat ze een naam hadden, en zullen dat nog duizenden jaren blijven doen. Daarom gaat het niet om wat er verteld wordt, maar om hoe het verteld wordt.

Betrokkenheid van de schrijver

De betrokkenheid van de schrijver is belangrijk, waardoor het kan helpen dat de schrijver een ervaring persoonlijk doorleefd heeft. Toch is het belangrijker dat de schrijver de arrogantie van het ego van zich af kan schudden en de ervaring van bijvoorbeeld liefdesverdriet kan doorleven als een universeel verdriet, dat al eeuwenlang door elk levend wezen op aarde meegetorst wordt. Het is een verdriet dat van generatie op generatie wordt doorgegeven en enkel door afstand te doen van de eigen persoonlijke ervaring kunnen we de universele waarheid die het verdriet behelst benaderen. Daarom kan het gevaarlijk zijn om verhalen te vertellen die stoelen op persoonlijke ervaringen. Het leven zelf is ongeschikt voor het verhaal. Het is te genuanceerd, te willekeurig en eigenlijk gewoon te saai. Het is de fictie die je in staat stelt uit het alledaagse van het leven te stappen, en dingen te doen die je nooit voor mogelijk hield. Een restauranteigenaar met wraakgevoelens gaat niet gewoonweg chagrijnig zijn gasten bedienen. In het verhaal is hij in staat om het onderwerp van zijn wraak in stukjes te hakken en aan zijn gasten voor te schotelen. Dat is waarom Ilja Leonard Pfeijffer zegt dat schrijvers Gilles de la Tourette hebben. Ze ervaren basisemoties is hun meest extreme, meest pure vorm en kunnen deze zonder filter overdrijven. Ze verbinden er een oorzaak en gevolg aan om de chaos van het werkelijke leven te bestrijden.

Over de schrijver
Zoë leeft nu al tien jaar voor en door haar pen. Ze schreef verhalen voor National Geographic, de Volkskrant, Zoom Magazine en het Algemeen Dagblad. Momenteel is ze actief als schrijfdocent voor het LAK (Leids Academisch Kunstencentum) en De Schrijfschool.
Reactie plaatsen