Tussen fictie en non fictie
Auteurs, journalisten en schrijvers schipperen continu tussen de waarheid en de werkelijkheid, balanceren op de dunne lijn tussen fictie en non-fictie. Wat betekent dit nu in de klassieke zin van het woord? Wat is fictie, wat is non-fictie? Is fictie enkel voorbehouden aan schrijvers met fantasie? En is non-fictie voorbehouden aan onderzoekers en journalisten? In werkelijkheid zit er een hele wereld tussenin, en wordt het pas echt interessant als de twee met elkaar verweven geraken. Laten we eerst eens kijken wat de betekenis is van fictie en non-fictie, en daarna kunnen we dansen op de grens waar beiden elkaar overlappen.
Wat is fictie?
Fictie betreft fantasierijke of verzonnen verhalen, personages en gebeurtenissen, waarin de gebeurtenissen en personages niet gebaseerd zijn op echte mensen of gebeurtenissen. Fictieve werken kunnen subgenres omvatten, waaronder romantiek, sciencefiction, fantasie, mysterie en meer, waardoor lezers zich in verschillende werelden kunnen verdiepen en verschillende verhalen kunnen ontdekken. In tegenstelling tot non-fictie, die gebaseerd is op feitelijke informatie en echte gebeurtenissen, wordt fictie puur gecreëerd door de verbeelding van de auteur.
Door de geschiedenis heen heeft fictie schrijvers en vertellers geïnspireerd om alternatieve werkelijkheden te verkennen, emoties op te roepen en nieuwe perspectieven te verwerven. Fictie heeft een uniek vermogen om commentaar te geven op de menselijke conditie, de samenleving en onze gedeelde ervaringen. Romans zoals het dystopische meesterwerk van George Orwell, 1984, of Harper Lee's To Kill a Mockingbird gaan verder dan het vertellen van verhalen en onderzoeken thema's als macht, onrechtvaardigheid, racisme en moraliteit. Door ons onder te dompelen in deze fictieve verhalen, zet fictie aan tot introspectie, stimuleert het gesprekken en daagt het vooroordelen over de wereld waarin we leven uit.
Een van de sterkste punten van fictie ligt in het vermogen om empathie en begrip te bevorderen. Door middel van personages die herkenbaar zijn of enorm verschillen van onszelf, stelt literatuur ons in staat om in hun schoenen te stappen, hun leven te ervaren en inzicht te krijgen in hun worstelingen en triomfen. Dit vermogen om zich in te leven in verschillende karakters helpt hiaten in begrip te overbruggen, mededogen, tolerantie en een breder wereldbeeld te cultiveren. Werken als 'The Catcher in the Rye' van J.D. Salinger of 'Americanah' van Chimamanda Ngozi Adichie bieden lezers een kijkje in de hoofden van personages die worstelen met identiteit, sociale druk en culturele verschillen, waardoor empathie wordt aangemoedigd en een grotere waardering voor onze gedeelde menselijkheid wordt bevorderd.
Fictie worstelt vaak met existentiële vragen die mensen al lang voor een raadsel stellen. Auteurs gebruiken hun verhalen om de zin van het leven, de aard van de werkelijkheid en de complexiteit van de menselijke ervaring te onderzoeken. Werken zoals "The Stranger" van Albert Camus of "The Metamorphosis" van Franz Kafka verdiepen zich in existentiële thema's en dagen lezers uit om na te denken over de absurditeit van het bestaan en de inherente tegenstellingen binnen de samenleving. Fictie dwingt ons, door middel van metaforen en allegorieën, om de status quo in twijfel te trekken, onze eigen existentiële dilemma's onder ogen te zien en betekenis te zoeken in de chaos.
Wat is non-fictie?
Non-fictie presenteert feitelijke informatie, ideeën en gebeurtenissen. In tegenstelling tot fictie, die gebaseerd is op verbeelding en verzonnen verhalen, is non-fictie gebaseerd op realiteit en levensechte ervaringen. Non-fictie omvat verschillende vormen, zoals memoires, biografieën, autobiografieën, essays, studieboeken, journalistiek en meer.
Het belangrijkste doel van non-fictie is om lezers te informeren, te onderwijzen en een dieper inzicht te geven in een bepaald onderwerp. Het is bedoeld om feitelijke en verifieerbare informatie over te brengen, vaak ondersteund door onderzoek of persoonlijke expertise. Non-fictiewerken bestrijken een breed scala aan onderwerpen, waaronder geschiedenis, wetenschap, filosofie, politiek, zelfhulp en meer. Met non-fictie presenteren auteurs echte gebeurtenissen, echte mensen en gedocumenteerd bewijs om lezers betrouwbare en nauwkeurige informatie te bieden. Deze werken putten vaak uit interviews, enquêtes, archiefstukken en andere primaire of secundaire bronnen om beweringen en argumenten te ondersteunen.
Echter kan non-fictie meerdere doelen dienen, variërend van het opleiden en informeren van lezers tot het documenteren van historische gebeurtenissen, het delen van persoonlijke ervaringen of het bepleiten van een bepaald standpunt of doel. Het biedt lezers de mogelijkheid om hun kennis te vergroten, hun perspectieven te verbreden en zich bezig te houden met problemen uit de echte wereld. Tegenwoordig wordt non-fictie steeds populairder als genre. Niet in de laatste plaats vanwege het onderwijzende karakter, waardoor lezers het gevoel hebben iets te leren van een non-fictie werk, en na het lezen meer te weten over de wereld. Dat betekent niet dat creativiteit of verteltechnieken hierin geen rol spelen. Integendeel.
Waar ligt de grens?
Er is geen eenzijdig antwoord op deze vraag. Zo had ik laatst een discussie met mijn oom over het werk Oorlog en Terpentijn van Stefan Hermans. Of daar begon het toch. Vanuit de media was er kritiek gekomen op het feit dat Stefan Hermans in het boek beweerde dat het gebaseerd was op brieven van zijn grootvader die hij op zolder gevonden had, wat niet ‘waar’ was. Mijn oom was er woedend over. ‘Het is verdomme een roman’, zei hij. ‘De schrijver mag doen wat hij wilt met de feiten. Het gaat toch om het verhaal.’ Daar had hij helemaal gelijk in. ‘Toch is er een grens’, beweerde ik vanuit mijn journalistieke achtergrond. Mijn tante, ook journalist, gaf me gelijk. ‘Het moet natuurlijk wel geloofwaardig blijven. Dat betekent niet dat het echt gebeurd moet zijn, maar het moet wel ‘kloppen’ binnen de context van het verhaal. Dat van die brieven is aannemelijk en neem ik dus ook graag voor waar aan binnen de context van het verhaal. Als je echter een historische roman schrijft waarin een middeleeuwse ridder op zijn apple-watch kijkt, dan haak ik af. Tenzij het een tijdreiziger is natuurlijk, dat zou nog eens interessant kunnen worden. Mijn oom, die al een paar glaasjes op had, was het er niet mee eens.
Het zal een eeuwige discussie blijven in de wereld van auteurs, journalisten en schrijvers. Wat is waarheid en wat is werkelijkheid? Bestaat objectiviteit? En zo nee, hoe groot is de subjectieve rol van het individu dat toch altijd om de hoek komt kijken? Hierover zijn boekwerken geschreven. Hele oeuvres zijn geweid aan het verkennen van de grens tussen fictie en werkelijkheid, kijk naar dat van Ilja Leonard Pfeijffer, waarin personages zich steevast verliezen in de wereld van de fictie, die sterker blijkt dan die van de werkelijkheid. Het moment waarop je je niet meer in de ene of de andere wereld bevindt, maar kan blijven schipperen op die mysterieuze zee tussenbeide, kom je dichter bij de waarheid dan je ooit had durven vermoeden.