Wat is show don't tell?
Show don’t tell. Het spreekt voor zich. Laat iets zien in plaats van het te vertellen. Vertel niet dat de zonsondergang mooi is, beschrijf de kleuren van de zon die in de zee zakt. Zo kan de lezer zelf besluiten dat de zonsondergang mooi is. Als je dat bereikt, geeft het je verhaal meer geloofwaardigheid. Jij kan de lezer namelijk wel vertellen dat de zonsondergang mooi, of erger nog, prachtig is, maar waarom zou hij het geloven? Onderschat de lezer niet, hij of zij is een eigenwijs persoon die graag zelf beslist wat mooi of lelijk is. Jij als schrijver moet dus bewijs leveren. Waarom is het mooi? Hoe ziet het er dan uit. Wat maakt het moment zo bijzonder? Hoe voelt de wind die over het gezicht van de kijker glijdt? Pas als je dat kan beschrijven, kan de lezer zich echt in het verhaal verplaatsen en zelf zijn conclusies trekken, de lezer is er op die manier namelijk echt bij en voelt de schoonheid van het moment. Je trekt de lezer zo als het ware in het verhaal, in plaats van hem als een toeschouwer aan de zijlijn te laten staan. Je legt hem niets op, maar laat hem zelf de beleving ervaren en zijn eigen conclusies trekken, waardoor de conclusie zelf veel waarachtiger wordt.
Waarom show don’t tell?
Show don’t tell geeft die bewegingsruimte om je eigen verhaal te beleven. De manier waarop aan de hand van wat in een boek getoond wordt, conclusies worden getrokken, is volledig afhankelijk van de achtergrond en ervaring van de lezer. Zo kan de ene lezer in bovenstaande zonsondergang een prachtig schouwspel zien met het gezang van violen en sirenes op de achtergrond, misschien denkt hij daarbij aan de avond dat hij met zijn allereerste vriendinnetje en grootste liefde op het strand naar de zonsondergang zat te kijken. Iemand anders, die op net zo’n avond alleen, verloren en doorweekt van het koude water over het strand heeft gelopen als kind, net ontkomen aan de verdrinkingsdood en naarstig op zoek naar spoorloos verdwenen ouders, zal in dezelfde beschrijving van een zonsondergang, misschien wel de afschildering van de hel zien. Dit is misschien wat ver getrokken, maar je snapt het punt. Elk verhaal kan op een volledig eigen manier gelezen worden, afhankelijk van de persoon die het leest. Omdat we ons een eigen beeld schetsen, een eigen ervaring beleven en gevoelens doorleven wanneer we een boek lezen dat goed geschreven is, die volledig verschillen van wat andere lezer meemaken of wat de schrijver in zijn hoofd had tijdens het schrijven van het boek, zijn we altijd teleurgesteld wanneer we daarna de film zien. De film is slechts een ervaring, een interpretatie van het boek. Bij boeken zijn er net zoveel interpretaties als er lezers zijn.
Het impliciete is dus vaak, net zoals bij mensen zelf, interessanter dan het expliciete. Zo kan het ook werken voor de ontwikkeling van je karakters. Je kan wel vertellen dat Gina, een opvliegend, spontaan, en open-minded persoon is. Maar dat zal ze, net zoals iedereen op de wereld, niet altijd zijn. Vaak hebben karakters verschillende eigenschappen die niet altijd op elkaar aansluiten, ze hebben dus geen rechtlijnig karakter. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met Gina als ze onder stress staat? Of als haar eerste liefde plots voor haar deur staat? Dan zal ze vast niet meer zo spontaan zijn als tegen haar vriendin aan de telefoon. Door je karakter in dit soort situaties te laten zien, kan de lezer zelf concluderen wat voor een ambivalent en genuanceerd persoon Gina is. Vertel je hoe Gina in elkaar zit, dan krijg je een vlak karakter: dit wil zeggen een rechtlijnig en oppervlakkig personage. Geen enkel persoon heeft een karakter dat in enkele zinnen te beschrijven is, dus probeer het ook niet. Laat enkele aspecten van haar zien in je verhaal, dan nog leren we enkel het topje van de ijsberg kennen.
De ijsberg-theorie
Zo komen we aan bij de theorie van Ernest Hemmingway, die een fervente voorstander was van het concept show don’t tell. Hij sprak liever over de IJsberg Theorie, oftewel de Theorie van Omissie, die hij ontwikkelde tijdens zijn werk als oorlogsverslaggever. Hij zegt:
“If a writer of prose knows enough of what he is writing about he may omit things that he knows and the reader, if the writer is writing truly enough, will have a feeling of those things as strongly as though the writer had stated them. The dignity of movement of an iceberg is due to only one-eighth of it being above water.”
De IJsberg Theorie vertrouwt erop dat de lezer, bij het zien van het topje van de ijsberg, kan raden dat er veel meer achter zit. Wat erachter zit zal, zoals hierboven besproken, verschillen van lezer tot lezer. De lezer krijgt de taak een gevoel achter de actie te leggen, zonder dat hem voorgespeld wordt wat voor gevoelens deze actie bij de hoofdpersoon oproepen. De lezer is de hoofdpersoon, dus hij krijgt de vrijheid om het zelf te kiezen. Hemmingway trok dit zo ver door dat hij elk overbodig woord schrapte, zijn proza werd hierdoor heel kaal, zoals dat van een journalist. Hij gebruikte geen overbodige woorden of bijvoeglijke naamwoorden, maar stelde enkel het noodzakelijke: dat wat er gebeurt en wat voor het blote oog te zien is. De rest liet hij aan de lezer over.
Voorbeelden van show don’t tell
Als je karakter lang is, kan je dat laten zien doordat andere personages omhoog kijken wanneer ze tegen hem of haar praten. Of hij of zij moet bukken wanneer hij door een deur heen loopt. Of als hij samen met anderen voor een foto poseert, moet hij zich bukken.
Is je karakter boos, laat dit dan zien door te tonen hoe zijn gezicht rood wordt, zijn keel aanspant, zijn stem omhooggaat, zijn vuist op tafel slaat,... Is het koud? Dan trekt het karakter zijn kraag omhoog, trekt haar sjaal aan, steekt de handen diep in de zakken of keert het gezicht weg van de bijtende wind. Moe? Laat iemand geeuwen, kreunen, strekken. Laat de schouders hangen of laat iemand anders vragen of hij niet heeft geslapen vannacht.